Diep onder de zee, waar het water zo helder was als een kristallen spiegel en koraalriffen in duizend kleuren glansden, leefde een jonge zeemeermin genaamd Nayantara. Haar lange zilveren haren golfden als stromingen in de zee, en haar stem was als een melodie die de golven streelde. Ze luisterde graag naar de verhalen van haar grootmoeder over de sterren en de maanfee, en droomde ervan ooit de hemel aan te raken.
Op een nacht, toen de volle maan hoog aan de hemel stond en haar licht als zilveren linten over het water strooide, zwom Nayantara naar het oppervlak. Haar nieuwsgierige ogen troffen een klein, stil meer omringd door een weelderig Indisch oerwoud, waar lotusbloemen in zachte pasteltinten bloeiden en de geur van sandelhout in de lucht hing. Tussen de brede bladeren en takken bewogen sierlijke panters en speelse apen, terwijl pauwen hun veren spreidden in het maanlicht. Tot haar verbazing zag ze zeven prachtige waterlelies die leken te glanzen in het maanlicht, hun bloemblaadjes zacht wiegend op de rimpelingen van het water. Hun gouden meeldraden schitterden als sterretjes op het wateroppervlak, en een zachte, melancholische melodie leek uit hun kern op te stijgen. Toen de wind zachtjes fluisterde, hoorde ze het verdriet van de maanfee en de klagende stemmen van de sterrenkinderen. Een koude rilling trok door haar heen, en een diep medelijden vervulde haar hart. Ze wist dat ze moest helpen.
De maanfee, met haar doorschijnende gewaad dat leek te bestaan uit puur maanlicht, huilde bittere tranen om haar verloren sterrenkinderen. Ze vertelde Nayantara over de heks die hen had betoverd, een wezen met een gezicht als verschrompeld hout en ogen die gloeiden als sintels. De heks, een oude sjamaan die diep in het woud leefde, droeg sieraden van gekristalliseerde slangenhuiden en zong betoverende mantra’s die door de jungle galmden. Haar schuilplaats lag diep in een grot onder de wortels van een eeuwenoude banyanboom, waar donkere rivieren kolkten en het gefluister van geesten in de lucht hing. Nayantara begreep dat de betovering alleen kon worden opgeheven door het zilveren water van de sterrenhemel, maar niemand wist hoe dit naar het meer te brengen.
Toen herinnerde Nayantara zich een legende over een magische parel, diep in de oceaan, die de kracht had om het water van de zilveren fontein te dragen. Zonder aarzeling begon ze haar reis naar de donkere diepten, waar het gevaarlijke wezen Ahi, de slang van de duisternis, de parel bewaakte. De diepte van de oceaan was als een wereld zonder licht, waar schaduwen zich bewogen als roofdieren. Nayantara's hart bonkte in haar borst toen ze de kronkelende Ahi zag, zijn ogen als brandende kolen en zijn glanzende schubben zwart als de nacht. Zijn ademhaling klonk als het rollen van onweer over een verre horizon.
Voordat ze de parel kon bereiken, werd ze tegengehouden door Chandali, een watergeest met ogen zo diep als de oceaan en haar dat golfde als een storm. "Denk je werkelijk dat je de vloek zomaar kunt opheffen?" fluisterde Chandali met een stem als stromend water. "Bewijs dat je waardig bent. Versla de angst in je hart."
Nayantara wist dat brute kracht haar niet zou helpen. Ze sloot haar ogen en begon een lied te zingen, een lied over de sterren, over de maanfee en de verloren kinderen. Haar stem, zacht maar vastberaden, vulde de duisternis en raakte Chandali’s hart. De watergeest, ontroerd door haar moed en oprechtheid, hief haar handen op. "Je hebt de zuiverheid van een ware beschermer," fluisterde Chandali. "De parel is van jou."
Ahi siste van woede en probeerde haar tegen te houden, maar het licht van de parel verzwakte zijn macht. Nayantara greep het magische juweel en zwom zo snel als de stroming haar droeg terug naar het meer.
Daar aangekomen liet Nayantara een druppel van de parel in het water vallen. De zeven waterlelies straalden feller dan ooit, en langzaam, als door een zachte wind opgetild, veranderden ze terug in sterrenkinderen. Hun zijden gewaden, in kleuren van saffraan en smaragdgroen, schitterden in het maanlicht terwijl ze hun gezichten naar de hemel richtten. Hun stemmen, zacht en zuiver, zongen een melodie die leek op het ruisen van de wind door de bamboebossen en het kabbelen van een heilige rivier. De jungle zelf leek stil te worden, in bewondering voor het wonder dat zich voltrok.
De heks gilde van woede toen ze zag wat er gebeurde. "Nee! Dit kan niet!" riep ze uit, terwijl haar stem als een ijzige wind over het meer blies. De lucht ruiste en donkere wolken pakten zich samen, maar het was te laat. De sterrenkinderen vlogen omhoog, hoger en hoger, tot ze weer één werden met de sterrenhemel. De vloek was verbroken, en de heks werd teruggedreven naar de schaduwen van het woud, waar haar macht voortaan slechts een echo was.
De maanfee bedankte Nayantara met een zachte kus op haar voorhoofd. "Je hebt een wonder verricht, lieve zeemeermin. Jij zult altijd een plaats hebben onder de sterren."
Vanaf die nacht straalden zeven extra heldere sterren aan de hemel, als een eeuwige herinnering aan de sterrenkinderen die bijna voor altijd verloren waren. En wanneer de volle maan haar zilveren gloed over de oceaan werpt, kan men nog altijd de glinsterende schim van een jonge zeemeermin zien, haar ogen gericht op de sterren, wetende dat haar ziel daar thuishoort.
Copyright © 2025 Sagu Tid By Tiemen R Tuinstra. Alle rechten voorbehouden.